menu
25 mei 2017

Zoetstoffen regelmatig in het nieuws

Regelmatig is de veiligheid van zoetstoffen als aspartaam, sucralose of stevia onderwerp van gesprek. Zoals recentelijk op nu.nl of op de website van foodwatch. En dat is begrijpelijk, zoetstoffen zijn immers in voedingsmiddelen verwerkt. Vragen over veiligheid, de dagelijkse aanvaardbare inname en over neveneffecten komen geregeld voor. Er bestaan veel misverstanden, maar er zijn ook feiten.

Zoetstoffen regelmatig in het nieuws

Wetenschappelijke beoordeling

In Europa worden alle zaken die te maken hebben met voedsel en voedselveiligheid beoordeeld door een organisatie die bestaat uit onafhankelijke wetenschappers, de Europese Voedselautoriteit EFSA (European Food Safety Authority). De EFSA is in 2003 in het leven geroepen door het Europese Parlement. Tot 2003 werd deze veiligheidsbeoordeling gedaan door de voorloper van de EFSA, de Europese Scientific Committee on Food (SCF). Ook op wereldniveau is er een wetenschappelijke commissie: de Joint FAO/WHO Expert Scientific Committee on Food Additives (JECFA) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).

Zo heeft de EFSA recentelijk de veiligheid van sucralose opnieuw laten bekijken naar aanleiding van de conclusies van de publicatie Soffriti et al. Sucralose werd hier in verband gebracht met kanker. De experts van de EFSA stellen in hun rapport dat de gebruikte onderzoeksmethode van Soffriti et al. en de daaruit voortkomende gegevens onvoldoende basis geven om een dergelijke conclusie te trekken.

Volledige publicatie EFSA over de veiligheid van sucralose: Statement on the validity of the conclusions of a mouse carcinogenicity study on sucralose (E 955) performed by the Ramazzini Institute.

Bewijskracht verschillende type studies

Naast de feiten verkregen uit de wetenschappelijke studies van EFSA en andere officiële organisaties, is het van belang te realiseren dat niet ieder onderzoek dezelfde bewijskracht heeft. De reikwijdte van de conclusies kan sterk verschillen per type studie.

  1. Zo zijn experimenten op proefdieren nuttig om een mogelijke onderzoeksvraag aan te wijzen, maar het is niet mogelijk om resultaten van proefdierstudies zonder meer toe te passen op de mens. Daarvoor moeten ze eerst worden getoetst aan de hand van een studie op de mens.
  2. Observatiestudies zijn nuttig om eetgewoonten en gezondheidsaspecten te beschrijven. Ze zijn echter niet geschikt om oorzaak en gevolg vast te stellen. Zo kunnen we opmaken dat de consumptie van laagcalorische zoetstoffen, zoals aspartaam, hoger is bij personen met overgewicht. We kunnen echter niet zomaar daaruit stellen dat zoetstoffen dik maken. Het is veel waarschijnlijker dat personen met overgewicht hun suiker- en energie-inname willen verlagen en daarom de voorkeur geven aan zoetstoffen.
  3. De bewijskracht van wetenschappelijke studies die gebruik maken van het gerandomiseerde onderzoek met controlegroep (RCT – Randomized Controlled Trial) is al veel groter. Bij dergelijke studies worden mensen op basis van toeval ingedeeld in groepen (randomisatie). Doordat dit willekeurig gebeurt, zijn de deelnemers in de verschillende groepen vergelijkbaar. Bij een of meerdere groepen wordt een verandering aangebracht in bijvoorbeeld hun voeding (dit noemen we een interventie) en er is een controlegroep waarbij die verandering niet wordt doorgevoerd. Bijvoorbeeld groep A krijgt elke dag voedingsmiddelen waaraan een bepaalde dosis zoetstoffen is toegevoegd en de controlegroep krijgt dit niet. Bij voorkeur weten de deelnemers en de onderzoekers gedurende het onderzoek en de analyse van de gegevens niet wie in welke groep zit. Zo vindt er geen beïnvloeding van de deelnemers of onderzoekers op de resultaten plaats. Zo bewees het review van Peters et al. (1) dat gerandomiseerd onderzoek met controlegroep consequent aantoont dat laagcalorische zoetstoffen een positief effect hebben op gewichtscontrole. 
  4. De studie met de grootste bewijskracht is de meta-analyse. Dit is een studie waarin resultaten van diverse bestaande studies (ook die van de RCT) worden onderzocht op basis van strenge criteria. Deze studies geven een zeer nauwkeurig beeld.

(1) Peters JC, Becl J. Low Calorie Sweetener (LCS) use and energy balance. Physiol Behav, 2016 April 7.

e-mailactie foodwatch.nl

Foodwatch Nederland vraagt in een e-mailactie aandacht van de Minister van VWS om ‘nader onderzoek te (laten) doen naar de gezondheidseffecten van kunstmatige zoetstoffen, met name ten aanzien van de relatie van de consumptie van zoetstoffen met obesitas en diabetes’. De organisatie verwijst hierbij onder andere naar specialisten van Harvard die aangeven dat zoetstoffen mogelijk geen gezond alternatief voor suiker zijn.

Zoals op de site van Harvard staat omschreven, wordt er regelmatig onderzoek gedaan naar zoetstoffen. Uit deze onderzoeken  komen verschillende resultaten voort. Zo zijn er langdurige onderzoeken die uitwijzen dat het drinken van dranken gezoet met laagcalorische zoetstoffen, zorgen voor minder inname van calorieën en  daarmee bijdragen aan gewichtsverlies of gewichtsbehoud. Er zijn ook onderzoeken die uitwijzen dat er geen effect optreedt en sommige studies geven aan dat de consumptie van dranken gezoet met laagcalorische zoetstoffen kan bijdragen aan een gewichtstoename.

Op de Harvard-site zijn verschillende voorbeelden van onderzoeken over zoetstoffen terug te vinden. Ze gaan over de veiligheid van zoetstoffen bij kinderen, over het effect van zoetstoffen bij diabetici of over de reactie in onze hersenen na de inname van zoetstoffen. Daar wordt terecht veel onderzoek naar gedaan. Met het vergelijken van de verschillende uitkomsten rijzen echter wel de volgende vragen: hoe zag het onderzoek eruit, wat is de reikwijdte van de bewijslast, is er sprake geweest van een meta-analyse of zijn er uitsluitend dierproeven gedaan? Ondanks dat vele recente onderzoeken (Peters JC et al, 2016/ Rogers PJ et al, 2016/ Miller PE & Perez V, 2014) concluderen dat  laag calorische zoetstoffen bijdragen aan gewichtsverlies of gewichtsbehoud, wordt er bij diverse onderzoeken ook nog aangegeven dat nader onderzoek nodig is om juiste conclusies te kunnen trekken.  Hierin speelt de EFSA een belangrijke rol, , zoals in het bovenstaande voorbeeld waarbij de veiligheid van sucralose is herbevestigd. Het Kenniscentrum Zoetstoffen volgt hierin het wetenschappelijke advies op van deze Europese Voedselveiligheidsautoriteit. Ook het ministerie van VWS heeft nogmaals aangegeven hun voedselbeleid hierop te baseren.

Reactie Ministerie VWS op verzoek foodwatch

Bron: Voeding NU

Ministerie VWS: ’Geen extra onderzoek naar zoetstoffen na oproep foodwatch’

Geen nader onderzoek
‘De inzet van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport richt zich op de verlaging van zout, vet en suiker in voedingsmiddelen’, zegt VWS-woordvoerder Inge Freriksen. ‘Het ministerie baseert zijn voedselbeleid op wetenschappelijk onderzoek en advies van bijvoorbeeld de EFSA, de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum. Er is geen aanleiding tot wijziging van beleid of nader onderzoek. Als het om het wetenschappelijke onderzoek naar zoetstoffen gaat, hoeft er niets veranderd te worden.’
 
Voedingscentrum over zoetstoffen
Het Voedingscentrum raadt het gebruik van zoetstoffen niet af. Het geeft aan dat zelfs als je alleen suikervrije producten gebruikt om calorieën te beperken, je bij een normaal eetpatroon niet te veel zoetstof binnenkrijgt. Een lightproduct kan een goed alternatief zijn voor een gewoon product.
 
FNLI over zoetstoffengebruik
De Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie haalt de (herhaalde) beoordeling van EFSA aan als het gaat om veiligheid van de zoetstoffen. Suzanne Rotteveel van FNLI: ‘De levensmiddelenindustrie volgt de uitspraken van de EFSA. Er wordt altijd een flinke veiligheidsmarge aangehouden ten aanzien van de inname van de hoeveelheid zoetstoffen.’ In lijn met foodwatch geeft FNLI aan dat het ‘geen kwaad kan als we proberen de zoete smaakvoorkeur bij de consument te verminderen. Het Akkoord Verbetering Productsamenstelling is in het leven geroepen om geleidelijk het aantal calorieën (de gehaltes aan suiker en/of vet) alsmede zout en verzadigd vet te verlagen. Die geleidelijkheid heeft onder andere als doel om consumenten aan smaakveranderingen te laten wennen. De FNLI werkt er samen met haar leden hard aan die doelen te halen’, aldus Rotteveel. De EFSA die de veiligheid en effectiviteit van zoetstoffen evalueert, geeft in verschillende rapporten aan dat zoetstoffen veilig zijn. Ook bevestigde de EFSA in 2011 dat intensieve zoetstoffen niet, zoals suikers, tot een stijging van de bloedglucosespiegel leiden.

Op de hoogte blijven? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!