menu

Aspartaam (E951)

Ongeveer 200x zoeter dan gewone suiker.

Update: juli 2024

Bij toeval ontdekt
Aspartaam is een van de bekendste en meest onderzochte zoetstoffen. Het is in 1965 per toeval in Amerika ontdekt door de scheikundige James M. Schlatter [1]. Schlatter was bezig met het ontwikkelen van een medicijn tegen maagzweren waarvoor hij als tussenstap een mengsel had gemaakt met de aminozuren fenylalanine en asparaginezuur. Het mengsel kwam om de één of andere manier op zijn hand terecht. Later, toen hij aan zijn vingers likte om een vel papier op te rapen, proefde hij een intens zoete smaak. Aspartaam was geboren. Tegenwoordig is aspartaam in meer dan honderd landen goedgekeurd en zit het in veel verschillende producten.

Hoe wordt aspartaam gemaakt?

Hoewel de componenten van aspartaam van nature in onze voeding voorkomen, moet de zoetstof aspartaam door de mens worden gemaakt. In hoofdlijnen zijn daar twee manieren voor [3, 4]. Beide manieren staan onder strenge veiligheidscontroles. We ontkomen er helaas niet aan om dit proces wat technisch te omschrijven:

  • Chemische manier
    Hier wordt begonnen met de vorming van de aminozuren fenylalanine en asparaginezuur door de bacteriën Brevibacterium flavum en Corynebacterium glutamicum. Het aminozuur fenylalanine laat men reageren met methanol tot fenylalanine-methylester. Het aminozuur asparaginezuur wordt zodanig bewerkt waardoor alleen gewenste reacties mogelijk zijn. Vervolgens worden beide gemodificeerde aminozuren samengebracht waarbij tijdens een behandeling α- en β-aspartaam ontstaan. Alleen het α-aspartaam wordt eruit gefilterd, omdat β-aspartaam geen zoete, maar een bittere smaak heeft.
  • Enzymatisch manier
    Deze manier lijkt sterk op de chemische manier. Fenylalanine-methylester en asparaginezuur reageren hier echter met elkaar tot α-aspartaam met behulp van het enzym thermolysin dat vaak afkomstig is van de bacterie Bacillus thermoproteolyticus. Een voordeel van deze manier is dat er geen β-aspartaam wordt gevormd.

Wat doet je lichaam met aspartaam?

Aspartaam is een verbinding van twee aminozuren, fenylalanine en asparaginezuur, en methanol. Deze componenten komen van nature ook in onze voeding voor.
In de dunne darm wordt de verbinding volledig afgebroken tot deze losse componenten. Ze bereiken de dikke darm niet, waardoor aspartaam het maag-/darmstelsel verder niet beïnvloedt [5, 6]. De losse componenten worden vervolgens in de bloedbaan opgenomen. Aspartaam als geheel wordt niet in de bloedbaan en urine teruggevonden [4].

1. Fenylalanine

Ongeveer 50% van aspartaam bestaat uit het aminozuur fenylalanine. Ons lichaam heeft aminozuren - en dus ook fenylalanine - nodig om eiwitten te maken die allerlei functies in het lichaam hebben. Bijvoorbeeld als bouwstof en onderdeel van enzymen, sommige hormonen en afweerstoffen. Ons lichaam kan niet zelf fenylalanine maken. We moeten het via onze voeding binnenkrijgen. Fenylalanine zit ook in vlees, vis, kaas, melk, peulvruchten en pinda’s. Met onze dagelijkse voeding krijgen we de fenylalanine binnen die we nodig hebben. Dat is meer dan bij het gebruik van aspartaam [4, 5]. Wanneer fenylalanine, afkomstig van aspartaam in de bloedbaan terecht is gekomen, wordt het op dezelfde manier als fenylalanine uit voedingseiwitten verwerkt.

2. Asparaginezuur

Ongeveer 40% van aspartaam bestaat uit het aminozuur asparaginezuur. Net als andere aminozuren is asparaginezuur een bouwstof van eiwitten. Asparaginezuur zit ook in vlees, vis, kaas, melk, peulvruchten en pinda’s. Met onze dagelijkse voeding krijgen we het asparaginezuur binnen dat we nodig hebben binnen. Dit is meer dan bij het gebruik van aspartaam [4, 5]. Wanneer asparaginezuur van aspartaam in de bloedbaan terecht is gekomen, wordt het op dezelfde manier als asparaginezuur uit eiwitten verwerkt.

3. Methanol

We worden op drie verschillende manieren aan methanol blootgesteld; via natuurlijke voedingsmiddelen (10%), via de eigen productie in het lichaam (80%) en via aspartaam (10%) [4]:

  1. Via natuurlijke voedingsmiddelen (10%)

Van nature zit methanol onder andere in groente, fruit, gebrande koffiebonen, honing en alcoholische dranken. Analysecijfers laten zien dat in fruit- en groentesappen zo’n 12-640 mg methanol per liter zit [7]. In een glas (200 ml) tomatensap zit ongeveer vijf keer zo veel methanol dan in een glas light frisdrank dat gezoet is met aspartaam (50 versus <5 mg). Geschat wordt dat volwassenen gemiddeld zo’n 0,2-1,6 mg methanol per kg lichaamsgewicht per dag binnenkrijgen uit natuurlijke voedingsmiddelen. Dit is minder dan 10% van de totale hoeveelheid methanol die we dagelijks binnenkrijgen.

  1. Via de eigen productie in het lichaam (80%)

Het lichaam vormt zelf ook methanol, met name uit de afbraak van de voedingsvezel pectine. Geschat wordt dat dit bij volwassenen zo’n 2-9 mg/kg lichaamsgewicht per dag is. In grote lijn is meer dan 80% van de methanol die we binnenkrijgen afkomstig van de eigen productie.

  1. Via aspartaam (10%)

Ongeveer 10% van aspartaam bestaat uit methanol. Geschat wordt dat de gemiddelde gebruiker van aspartaam (bijvoorbeeld door light frisdranken) zo’n 0,05 tot 1,6 mg methanol per kg lichaamsgewicht per dag binnenkrijgt. Grootgebruikers zitten naar schatting op zo’n 0,2 tot 3,7 mg methanol per kg lichaamsgewicht per dag. In grote lijn is minder dan 10% van de methanol die we binnenkrijgen afkomstig van aspartaam.

Wanneer methanol in de bloedbaan terecht is gekomen, wordt het snel omgezet in formaldehyde en daarna in methaanzuur (mierenzuur). Methaanzuur wordt vervolgens met de urine uitgescheiden of omgezet in CO2 en uitgeademd. Methanol kan in grote hoeveelheden giftig zijn omdat er dan een ophoping van methaanzuur plaatsvindt. Na inname van producten met aspartaam wordt dit echter niet gezien. Zelfs na grote hoeveelheden aspartaam is er geen stijging van de methanol- en methaanzuurspiegel in het bloed [4].

Veiligheid & aspartaam

De veiligheid van aspartaam wordt al lang en uitgebreid onderzocht en geëvalueerd door diverse onafhankelijke wetenschappelijke instanties. In Amerika gebeurt dat door de Joint Expert Committee on Food Additives’ (JECFA) van de World Health Organization (WHO). In Europa gebeurde dat van 1985 tot en met 2003 door het Scientific Committee on Food (SCF) en daarna door de European Food Safety Authority (EFSA). In Amerika is aspartaam sinds 1981 volledig goedgekeurd en in Europa sinds 1994. Op dit moment is aspartaam in meer dan 100 landen goedgekeurd.

In 2013 heeft de EFSA voor het laatst uitgebreid naar de veiligheid van aspartaam, de afzonderlijke componenten en de afbraakproducten gekeken [4]. Op basis van alle beschikbare informatie kwam de EFSA tot de conclusie dat aspartaam tot de eerder opgestelde ADI van 40 mg/kg lichaamsgewicht/dag geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt.

Verwarrende en misleidende studies

Het totaal aan wetenschappelijk bewijs laat herhaaldelijk zien dat er geen of onvoldoende bewijs is dat aspartaam bij knaagdieren kanker veroorzaakt [8-10]. In het verleden zijn er echter een aantal knaagdierstudies verschenen die iets anders leken aan te tonen. Deze studies zijn uitgebreid in de media verschenen en hebben voor verwarring gezorgd. En dat doen ze nog steeds. Vandaar dat we op deze pagina wat dieper op deze onderzoeken ingaan.

De Europese Commissie heeft de EFSA verschillende keren opdracht gegeven om kritisch naar deze studies te kijken. De EFSA stelden vast dat deze onderzoeken wel wat beperkingen hadden. De Europese waakhond vond daarom dat er onvoldoende bewijs was dat de tumoren door aspartaam werden veroorzaakt. Ze zagen daarom geen aanleiding om de maximale Aanvaardbare Dagelijkse Inname (ADI) van aspartaam aan te passen of een ander oordeel over de veiligheid van aspartaam aan te nemen.

Overzicht van de studies en de evaluatie van EFSA:

2006 – Evaluatie van de eerste langetermijnstudie met ratten
Het Italiaanse Ramazzini Instituut heeft in 2006 een langetermijnstudie met ratten gepubliceerd [11]. De ratten kregen vanaf acht weken tot natuurlijk overlijden verschillende hoeveelheden aspartaam in hun voer (4, 20, 100, 500, 2.500 en 5.000 mg/kg lichaamsgewicht/dag). Daarnaast was er een controlegroep met ratten die geen aspartaam in hun voer kreeg.
Resultaat van het onderzoek: aspartaam zou het risico op verschillende soorten tumoren verhogen. De EFSA heeft daar uitgebreid naar gekeken en concludeerde op basis van al het bewijsmateriaal dat toen beschikbaar was, dat aspartaam het risico op kanker niet verhoogt [12].
In de studie waren te veel zwakke punten om de eerder vastgestelde ADI voor aspartaam te herzien of een ander oordeel over de veiligheid van aspartaam te hebben, waaronder:

  • De studie duurde langer dan 104 weken (biopsies werden in week 151 genomen)  waardoor het optreden van aan ouderdom gerelateerde ziekten (waaronder spontane tumorgroei) toeneemt. Een studieduur van langer dan 104 weken wordt daarom ook afgeraden [13].
  • De ratten hadden vaak chronische ontstekingen aan de luchtwegen die het risico op bepaalde soorten tumoren (lymfekliertumoren en leukemie) verhoogde. Bovendien ontbrak er een dosis-respons-relatie wat een oorzakelijk verband minder aannemelijk maakt.
  • De meeste verhoogde risico’s (nier- en galblaastumoren) zijn alleen gevonden zijn bij erg hoge doseringen (vanaf 500 mg/kg lichaamsgewicht/dag). Een dergelijk hoge dosering is onrealistisch bij mensen. Dat zou namelijk betekenen dat iemand van 80 kg iedere dag, een heel leven lang zo’n 154 liter Coca-Cola Zero (259 mg aspartaam/liter) zou moeten drinken [14].
  • Het verhoogde risico op zenuwtumoren is niet vast te stellen door verschillende onduidelijkheden, waaronder de manier van diagnosticeren.

Deze conclusie van de EFSA werd bevestigd door een evaluatie van het Engelse ‘Committee on Carcinogenicity of Chemicals in Food Consumer Products and the Environment’ (COC) in 2006 [15] en het ‘International Agency for Research on Cancer’ (IARC) in 2023 [16].

2009 – Evaluatie van de tweede langetermijnstudie met ratten
Het Italiaanse Ramazzini Instituut heeft in 2009 een tweede langetermijnstudie met ratten gepubliceerd [17]. Deze keer werd de ratten al voor de geboorte (prenataal) aspartaam gegeven (20 of 100 mg/kg lichaamsgewicht/dag). Dit begon bij de foetusleeftijd van 12 dagen en werd voortgezet tot de leeftijd van maximaal 147 weken. Ook uit deze resultaten zou blijken dat aspartaam het risico op verschillende soorten tumoren verhoogde. De EFSA heeft ook daar uitgebreid naar gekeken en concludeerde dat op basis van al het beschikbare bewijsmateriaal dat geen aanwijzingen zijn dat aspartaam het DNA beschadigt of het risico op kanker verhoogt [18]. Er waren te veel zwakke punten om de eerder vastgestelde ADI voor aspartaam te herzien of een andere oordeel over de veiligheid van aspartaam te hebben, waaronder:

  • De studie duurde langer dan 104 weken (biopsies werden in week 151 genomen) waardoor het optreden van aan ouderdom gerelateerde ziekten (waaronder spontane tumorgroei) toeneemt.
  • Bepaalde soorten kanker (lymfekliertumoren en leukemie) traden voornamelijk op bij ratten met chronische ontstekingen aan de luchtwegen. De EFSA concludeerde dat de gebruikte ratten (net als bij de eerste langetermijnstudie) al aan het begin van de studie last hadden van chronische ontstekingen die het risico op tumoren verhogen.
  • De verhoogde risico’s zijn met name gevonden bij de ratten die de hoge dosering kregen (100 mg/kg lichaamsgewicht/dag). Een dergelijk hoge dosering is onrealistisch bij mensen. Dat zou namelijk betekenen dat iemand van 80 kg iedere dag, levenslang zo’n 55 liter Coca-Cola Light (146 mg aspartaam/liter) zou moeten drinken [14].

Deze conclusie werd bevestigd door het IARC in 2023 [16].

2010 – Evaluatie van een langentermijnstudie met muizen
Het Italiaanse Ramazzini Instituut heeft in 2010 een langetermijnstudie met muizen gepubliceerd [19]. De muizen kregen al voor de geboorte (prenataal) verschillende hoeveelheden aspartaam (250, 1.000, 2.000 en 4.000 mg/kg lichaamsgewicht/dag). Dit begon bij de foetusleeftijd van 12 dagen en werd voortgezet tot de natuurlijke dood (of na 130 weken). Uit deze resultaten zou blijken dat aspartaam het risico op tumoren in de lever en longen verhoogde. De EFSA heeft daar uitgebreid naar gekeken en concludeerde dat de studie te veel zwakke punten heeft om de ADI te herzien of een ander oordeel over de veiligheid van aspartaam te hebben, waaronder [20]:

  • De studie duurde langer dan 104 weken (euthanasie bij 130 weken) waardoor het optreden van aan ouderdom gerelateerde ziekten (waaronder spontane tumorgroei) toeneemt.
  • De verhoogde risico’s zijn alleen bij de mannetjes gevonden vanaf 2.000 (levertumoren) en 4.000 (longtumoren) mg/kg lichaamsgewicht/dag. Een verklaring daarvoor is dat mannetjes gevoeliger zijn voor de spontane ontwikkeling van deze tumoren [19]. Een dergelijk hoge dosering is echter onrealistisch bij mensen.
  • De gebruikte muizensoort is gevoelig voor de spontane ontwikkeling van lever- en longtumoren. Het aantal tumoren dat werd gerapporteerd was bovendien vergelijkbaar met wat eerder in het onderzoekscentrum bij deze muizensoort is gevonden.
  • De beschrijving van de statistische analyse en de onderzoeksopzet was onvoldoende gedetailleerd om de analyses te kunnen beoordelen.

Deze conclusie wordt bevestigd door het IARC in 2023 [16].

Aspartaam en PKU

PKU (fenylketonurie) is een zeldzame erfelijke stofwisselingziekte. Mensen met PKU kunnen het aminozuur fenylalanine niet goed afbreken. Er zijn twee vormen van:

  • Klassieke PKU
    Dit is veruit de meest voorkomende vorm (98-99%%). Hierbij is er een tekort aan het enzym ‘fenylalaninehydroxylase’ (PAH) dat fenylalanine afbreekt tot tyrosine.
  • BH4-deficiëntie
    Een klein deel van de mensen met PKU (1-2%) heeft een tekort aan het stofje ‘tetrahydrobiopterin’ (BH4) dat nodig is voor een goede werking van PAH.

Het gevolg van beide vormen is hetzelfde: fenylalanine hoopt zich op in het bloed, terwijl de concentratie tyrosine daalt. Dit kan leiden tot hersenbeschadiging en een mentale ontwikkelingsachterstand. Hoge concentraties fenylalanine zijn namelijk giftig voor de hersenen. Daarnaast heeft een lage concentratie tyrosine nadelige gevolgen voor de aanmaak van neurotransmitters die onder andere nodig zijn voor een goede werking van de hersenen.

In Nederland worden elk jaar ongeveer 8-15 kinderen met PKU geboren. Met de hielprik die baby’s na de geboorte krijgen wordt daarop getest. De behandeling bestaat uit streng fenylalaninebeperkte voeding (eiwitbeperkt). Aspartaam bevat ook fenylalanine waardoor op producten met aspartaam de waarschuwing moet staan “bevat een bron van fenylalanine” [21]. Het is echter niet zo dat na het drinken van een blikje light frisdrank dat gezoet is met aspartaam de fenylalanine-concentratie tot gevaarlijke hoogte stijgt bij mensen met PKU [4, 22].

Diketopiperazine (DKP)

Wanneer producten met aspartaam (met name dranken) lang of bij een te hoge temperatuur worden bewaard, ontstaat het afbraakproduct ‘diketopiperazine’ (DKP). DKP’s zijn de meest voorkomende peptide-achtige stoffen die in de natuur voorkomen en in veel eiwitbevattende voedingsmiddelen zitten [23]. De concentratie DKP in frisdrank is na twee maanden vier keer hoger bij een bewaartemperatuur van 25-27°C dan bij een bewaartemperatuur van 4-5°C [4]. Het advies is daarom om frisdrank met aspartaam bij voorkeur in de koelkast te bewaren. De ADI van DKP is 7,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag. Er is echter geen reden tot zorgen. Berekeningen laten zien dat zelfs grootgebruikers de opgestelde ADI voor DKP niet overschrijden (0,2 – 5,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag) [4].

Aanvaardbare Dagelijkse Inname (ADI) van aspartaam

De ADI van aspartaam is vastgesteld op 40 mg/kg lichaamsgewicht per dag [4]. Dat betekent dat iemand van 80 kg iedere dag tot 3.200 mg aspartaam veilig kan binnenkrijgen. In een glas light frisdrank van 200 ml mag maximaal 120 mg aspartaam zitten [24]. In de praktijk zit er echter vaak 0-55 mg in [14]. Iemand van 80 kg kan dus iedere dag (bij de hoogste toegestane hoeveelheid aspartaam) ruim 5 liter light frisdrank drinken voordat de ADI van aspartaam wordt overschreden (aangenomen dat degene geen andere producten met aspartaam gebruikt). Dat zijn zestien blikjes van 330 ml. De ADI is niet gericht op mensen met PKU. Zij krijgen het advies om helemaal geen producten met aspartaam te eten/drinken.
Volgens internationale consumptiepeilingen krijgen volwassen gebruikers van producten met aspartaam gemiddeld zo’n 0,8 - 8,6 mg aspartaam per kg lichaamsgewicht per dag binnen [4]. Adolescenten (10-17 jaar) zitten op 0,8 – 4,0 mg/kg lichaamsgewicht/dag. De volwassen grootgebruikers zitten op 2,5 – 27,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag, wat ook nog ruim onder de ADI is.

Gezondheid & aspartaam

Kanker

Het ‘International Agency for Research on Cancer’ (IARC) is een onderdeel van de WHO en heeft de taak om van stoffen te beoordelen of ze kanker kunnen veroorzaken. Er zijn vier groepen waarin ze een stof vervolgens kunnen indelen:

  • Groep 1          Kankerverwekkend voor mensen
  • Groep 2A        Waarschijnlijk kankerverwekkend voor mensen
  • Groep 2B        Mogelijk kankerverwekkend voor mensen
  • Groep 3          Niet te classificeren

Het IARC heeft aspartaam in 2023 in de een na laagste categorie ‘mogelijk kankerverwekkend voor mensen’ (Groep 2B) ingedeeld [25]. Er werd namelijk maar beperkt bewijs gevonden dat aspartaam kankerverwekkend is bij mensen (met name leverkanker) en proefdieren. Er is door het gebrekkige bewijs echter discussie of aspartaam wel in deze categorie thuishoort [26, 27]. De Amerikaanse ‘Food and Drug Administration’ (FDA) is het daar in ieder geval niet mee eens en heeft zich daarover uitgesproken [28]:

“The FDA disagrees with IARC’s conclusion that these studies support classifying aspartame as a possible carcinogen to humans.”

Andere stoffen in groep 2B zijn ingemaakte (traditioneel Aziatische) groenten zoals augurken uit een pot, extracten van aloë vera en ginkgo biloba en elektromagnetische velden van radiofrequenties (mobiele telefoons). In groep 2A zit bijvoorbeeld rood vlees en in groep 1 zijn alcoholische dranken en bewerkt vlees te vinden.

De IARC heeft bij de indeling van aspartaam in groep 2B geen rekening gehouden met de hoogte van het gebruik. Er is alleen gekeken of aspartaam de potentie heeft om het risico op kanker verhogen. Voor de praktijk is echter de hoogte van het gebruik belangrijker omdat daarmee het risico beoordeeld kan worden. Het ‘Joint Expert Committee on Food Additives’ (JECFA), tevens een instantie verbonden aan de WHO, heeft daar in 2023 naar gekeken. Ze concludeerden dat er geen overtuigend bewijs is dat aspartaam het risico op gezondheidsproblemen verhoogt (waaronder kanker) [16]. Ze zagen dan ook geen aanleiding om de ADI te herzien. De EFSA heeft eerder dezelfde conclusie getrokken [4].

Wat is het verschil tussen de conclusie van het IARC en het JECFA?

Het IARC heeft gekeken naar de mogelijkheid van aspartaam om kanker te veroorzaken (potentie). Het JECFA daarentegen heeft gekeken hoe waarschijnlijk het is om kanker te krijgen bij een maximale inname tot de opgestelde ADI (risico). Iets kan namelijk wel de potentie hebben om gevaarlijk te zijn, maar hoeft dat in de praktijk niet zo te zijn. Dat ligt aan de manier hoe je het gebruikt of hoe je ergens mee om gaat (zie tabel 1). Wat betreft aspartaam ligt het er aan hoeveel je via je voeding binnenkrijgt. Voor het gebruik van aspartaam als zoetstof is alleen de conclusie van het JECFA relevant, omdat die over het risico gaat.

Voorbeelden potentie vs risico

Potentie

Risico

Veel water drinken in korte tijd is potentieel gevaarlijk

Het drinken van een normale hoeveelheid water verspreid over een dag heeft een zeer laag risico

Dagelijks heel veel producten met aspartaam gebruiken is potentieel gevaarlijk

Normaal gebruik van producten met aspartaam heeft een zeer laag risico

Bloedsuiker- en insulinespiegel

Een vraag die we vaak krijgen, is of aspartaam de bloedsuiker- of insulinespiegel beïinvloedt. Daar is uiteraard onderzoek naar gedaan. 
In de voedingswetenschap staat een meta-analyse hoog in de piramide van bewijskracht. In een dergelijke analyse worden alle relevante studies over hetzelfde onderwerp bij elkaar gevoegd tot één resultaat. Wanneer deze relevante studies uit gerandomiseerde, gecontroleerde studies (RCT) bestaan, levert dat het best beschikbare bewijs. Een dergelijke meta-analyse is gedaan bij het effect van aspartaam op de bloedsuiker- en insulinespiegel. Resultaat: er werd bij volwassenen geen effect gevonden [29].

De ‘Nederlandse Diabetes Federatie’ (NDF) geeft in de ‘NDF Voedingsrichtlijn Diabetes’ aan mensen met diabetes en aan mensen die het risico op diabetes willen verkleinen, de aanbeveling om liever light-/zero dranken te gebruiken in plaats van met suiker gezoete frisdranken. De light-/zero frisdranken zorgen ervoor dat je minder calorieën binnenkrijgt.

“Dranken die gezoet zijn met intensieve zoetstoffen hebben de voorkeur boven suikerhoudende dranken omdat intensieve zoetstoffen de energie-inname beperken als ze in de plaats van suikers of extensieve zoetstoffen worden gebruikt” [30]

Lichaamsgewicht

In een meta-analyse met drie gerandomiseerde, gecontroleerde studies is bij volwassenen net geen significant effect van aspartaam op het lichaamsgewicht gevonden [29]. Dit komt door één kleine studie die slechts zes weken en waar maar negen deelnemers met diabetes type 2 aan meededen. Gemiddeld  verloren die geen gewicht, maar dit droeg wel voor 33% bij aan het resultaat in de meta-analyse. De twee andere studies duurden 6 en 44 maanden en daar deden respectievelijk 47 en 82 deelnemers aan mee. In deze studies werd wel gevonden dat aspartaam tot een significant gewichtsverlies leidde [31, 32].
In een eerdere meta-analyse is gekeken naar het vervangen van suiker door aspartaam of door aspartaam in combinatie met andere zoetstoffen [33]. De studies onderling varieerden sterk in uitvoering (met of zonder caloriebeperking, soort voedingsmiddel, soorten zoetstoffen, studieduur, aantal deelnemers), maar op basis van vijftien RCT’s werd een verminderde calorie-inname van 222 kcal/dag gevonden en op basis van negen RCT’s een gewichtsverlies van 2,3 kg na gemiddeld 12 weken.

Risicofactoren voor hart- en vaatziekten

In een meta-analyse met een beperkt aantal gerandomiseerde, gecontroleerde studies wordt bij volwassenen geen effect gevonden van aspartaam op het totaal cholesterol en de triglyceriden [29].

Aan welke voedingsmiddelen wordt aspartaam toegevoegd?

Aspartaam mag onder andere worden gebruikt in frisdranken, jams, zuivelproducten, caloriearme afslankproducten, tafelzoetstoffen en kauwgom, maar het kan ook in medicijnen zitten om de smaak te verbeteren.

Wat zijn de gebruiksmogelijkheden van aspartaam?

Aspartaam lost moeilijk op in vloeistoffen, maar door de grote zoetkracht is er maar heel weinig van nodig en is de beperkte oplosbaarheid in de praktijk geen probleem. Aspartaam kan worden gebruikt in de meeste producten waar ook suiker voor kan worden gebruikt. Aspartaam versterkt de smaak van fruit en fruitaroma’s. Je kunt met aspartaam bakken of koken tot ongeveer 180 graden, bij hogere temperaturen verliest aspartaam aan zoetkracht.

Bronnen

  1. Mazur RH, Schlatter JM, Goldkamp AH. Structure-taste relationships of some dipeptides. J Am Chem Soc. 1969 May 7;91(10):2684-91.
  2. https://fdc.nal.usda.gov/fdc-app.html#/food-details/169657/nutrients Geraadpleegd: 14 juli 2024
  3. Yagasaki M, Hashimoto S. Synthesis and application of dipeptides; current status and perspectives. Appl Microbiol Biotechnol. 2008 Nov;81(1):13-22.
  4. EFSA ANS Panel (EFSA Panel on Food Additives and Nutrient Sources), 2013. Statement on tworeports published after the closing date of the public consultation of the draft Scientific Opinion on the re-evaluation of aspartame (E 951) as a food additive. EFSA Journal 2013;11(12):3504, 10 pp.
  5. Magnuson BA, Carakostas MC, Moore NH, Poulos SP, Renwick AG. Biological fate of low-calorie sweeteners. Nutr Rev. 2016 Nov;74(11):670-689.
  6. Ruiz-Ojeda FJ, Plaza-Díaz J, Sáez-Lara MJ, Gil A. Effects of Sweeteners on the Gut Microbiota: A Review of Experimental Studies and Clinical Trials. Adv Nutr. 2019 Jan 1;10(suppl_1):S31-S48.
  7. Gürler M, Martz W, Taştekin B, Najafova T, Dettmeyer RB. Estimates of Non-Alcoholic Food-Derived Ethanol and Methanol Exposure in Human. J Anal Toxicol. 2020 Dec 31:bkaa198.
  8. Mallikarjun S, Sieburth RM. Aspartame and Risk of Cancer: A Meta-analytic Review. Arch Environ Occup Health. 2015;70(3):133-41.
  9. Haighton L, Roberts A, Walters B, Lynch B. Systematic review and evaluation of aspartame carcinogenicity bioassays using quality criteria. Regul Toxicol Pharmacol. 2019 Apr;103:332-344.
  10. Borghoff SJ, Cohen SS, Jiang X, Lea IA, Klaren WD, Chappell GA, Britt JK, Rivera BN, Choski NY, Wikoff DS. Updated systematic assessment of human, animal and mechanistic evidence demonstrates lack of human carcinogenicity with consumption of aspartame. Food Chem Toxicol. 2023 Feb;172:113549.
  11. Soffritti M, Belpoggi F, Degli Esposti D, Lambertini L, Tibaldi E, Rigano A. First experimental demonstration of the multipotential carcinogenic effects of aspartame administered in the feed to Sprague-Dawley rats. Environ Health Perspect. 2006 Mar;114(3):379-85.
  12. EFSA (European Food Safety Authority), 2006. Scientific Opinion of the Panel on Food Additives,Flavourings, Processing Aids and Materials in Contact with Food (AFC) related to a new long-termcarcinogenicity study on aspartame. The EFSA Journal 2006, 356, 1-44.
  13. OECD (2018), Test No. 451: Carcinogenicity Studies, OECD Guidelines for the Testing of Chemicals, Section 4, OECD Publishing, Paris.
  14. https://www.zoetstoffen.eu/doe-de-test/  Geraadpleegd: 14 juli 2024
  15. COC (UK Committee on Carcinogenicity of Chemicals in Food, Consumer Products and the Environment), 2006. Statement on a Carcinogenicity Study of Aspartame by the European Ramazzini Foundation. Statement COC/06/S2 – December 2006.
  16. Summary of findings of the evaluation of aspartame at the International Agency for Research on Cancer (IARC) Monographs Programme’s 134th Meeting, 6–13 June 2023 and The JOINT FAO/WHO EXPERT COMMITTEE ON FOOD ADDITIVES (JECFA) 96th meeting, 27 June–6 July 202.
  17. Soffritti M, Belpoggi F, Tibaldi E, Esposti DD, Lauriola M. Life-span exposure to low doses of aspartame beginning during prenatal life increases cancer effects in rats. Environ Health Perspect. 2007 Sep;115(9):1293-7.
  18. EFSA (European Food Safety Authority), 2009b. Updated Scientific Opinion of the Panel on Food Additives and Nutrient Sources added to Food on a request from the European Commission related to the 2nd ERF carcinogenicity study on aspartame taking into consideration study data submitted by the Ramazzini Foundation in February 2009. The EFSA Journal 2009, 1015, 1-18.
  19. Soffritti M, Belpoggi F, Manservigi M, Tibaldi E, Lauriola M, Falcioni L, Bua L. Aspartame administered in feed, beginning prenatally through life span, induces cancers of the liver and lung in male Swiss mice. Am J Ind Med. 2010 Dec;53(12):1197-206.
  20. EFSA (European Food Safety Authority), 2011a. EFSA Statement on the scientific evaluation of two studies related to the safety of artificial sweeteners. EFSA Journal 2011;9(2):2089, 16 pp.
  21. Verordening 1333/2008
  22. van Vliet K, Melis ES, de Blaauw P, van Dam E, Maatman RGHJ, Abeln D, van Spronsen FJ, Heiner-Fokkema MR. Aspartame and Phe-Containing Degradation Products in Soft Drinks across Europe. Nutrients. 2020 Jun 24;12(6):1887.
  23. Caomhan L, Peters S, Gallagher AM, Verhagen H. Perspectives on Low Calorie Intense Sweeteners With a Focus on Aspartame and Stevia. European Journal of Nutrition & Food Safety, 2015;5 (2):104-12.
  24. Verordening 1129/2011
  25. IARC (2024). Aspartame. IARC Monographs on the identification of carcinogenic hazards to human. 134: 1-533 Advance publication.
  26. Goodman JE, Boon DN, Jack MM. Perspectives on recent reviews of aspartame cancer epidemiology. Glob Epidemiol. 2023 Aug 3;6:100117.
  27. Harris E. Experts Disagree About Aspartame's "Possibly Carcinogenic" Status. JAMA. 2023 Aug 15;330(7):585.
  28. https://www.fda.gov/food/food-additives-petitions/aspartame-and-other-sweeteners-food Geraadpleegd: 14 juli 2024
  29. Santos NC, de Araujo LM, De Luca Canto G, Guerra ENS, Coelho MS, Borin MF. Metabolic effects of aspartame in adulthood: A systematic review and meta-analysis of randomized clinical trials. Crit Rev Food Sci Nutr. 2018;58(12):2068-2081.
  30. https://diabetesfederatie.nl/nutrienten/koolhydraten/zoetstoffen?highlight=WyJ6b2V0c3RvZmZlbiJd#achtergrondinformatie Geraadpleegd: 14 juli 2024
  31. Maersk M, Belza A, Stødkilde-Jørgensen H, Ringgaard S, Chabanova E, Thomsen H, Pedersen SB, Astrup A, Richelsen B. Sucrose-sweetened beverages increase fat storage in the liver, muscle, and visceral fat depot: a 6-mo randomized intervention study. Am J Clin Nutr. 2012 Feb;95(2):283-9.
  32. Blackburn GL, Kanders BS, Lavin PT, Keller SD, Whatley J. The effect of aspartame as part of a multidisciplinary weight-control program on short- and long-term control of body weight. Am J Clin Nutr. 1997 Feb;65(2):409-18.
  33. de la Hunty A, Gibson S, Ashwell M. A review of the effectiveness of aspartame in helping with weight control. British Nutrition Foundation Nutrition Bulletin, 2006;31, 115–128.