Ongeveer 200x zoeter dan gewone suiker.
Update: juli 2024
Bij toeval ontdekt
Aspartaam is een van de bekendste en meest onderzochte zoetstoffen. Het is in 1965 per toeval in Amerika ontdekt door de scheikundige James M. Schlatter [1]. Schlatter was bezig met het ontwikkelen van een medicijn tegen maagzweren waarvoor hij als tussenstap een mengsel had gemaakt met de aminozuren fenylalanine en asparaginezuur. Het mengsel kwam om de één of andere manier op zijn hand terecht. Later, toen hij aan zijn vingers likte om een vel papier op te rapen, proefde hij een intens zoete smaak. Aspartaam was geboren. Tegenwoordig is aspartaam in meer dan honderd landen goedgekeurd en zit het in veel verschillende producten.
Hoewel de componenten van aspartaam van nature in onze voeding voorkomen, moet de zoetstof aspartaam door de mens worden gemaakt. In hoofdlijnen zijn daar twee manieren voor [3, 4]. Beide manieren staan onder strenge veiligheidscontroles. We ontkomen er helaas niet aan om dit proces wat technisch te omschrijven:
Aspartaam is een verbinding van twee aminozuren, fenylalanine en asparaginezuur, en methanol. Deze componenten komen van nature ook in onze voeding voor.
In de dunne darm wordt de verbinding volledig afgebroken tot deze losse componenten. Ze bereiken de dikke darm niet, waardoor aspartaam het maag-/darmstelsel verder niet beïnvloedt [5, 6]. De losse componenten worden vervolgens in de bloedbaan opgenomen. Aspartaam als geheel wordt niet in de bloedbaan en urine teruggevonden [4].
Ongeveer 50% van aspartaam bestaat uit het aminozuur fenylalanine. Ons lichaam heeft aminozuren - en dus ook fenylalanine - nodig om eiwitten te maken die allerlei functies in het lichaam hebben. Bijvoorbeeld als bouwstof en onderdeel van enzymen, sommige hormonen en afweerstoffen. Ons lichaam kan niet zelf fenylalanine maken. We moeten het via onze voeding binnenkrijgen. Fenylalanine zit ook in vlees, vis, kaas, melk, peulvruchten en pinda’s. Met onze dagelijkse voeding krijgen we de fenylalanine binnen die we nodig hebben. Dat is meer dan bij het gebruik van aspartaam [4, 5]. Wanneer fenylalanine, afkomstig van aspartaam in de bloedbaan terecht is gekomen, wordt het op dezelfde manier als fenylalanine uit voedingseiwitten verwerkt.
Ongeveer 40% van aspartaam bestaat uit het aminozuur asparaginezuur. Net als andere aminozuren is asparaginezuur een bouwstof van eiwitten. Asparaginezuur zit ook in vlees, vis, kaas, melk, peulvruchten en pinda’s. Met onze dagelijkse voeding krijgen we het asparaginezuur binnen dat we nodig hebben binnen. Dit is meer dan bij het gebruik van aspartaam [4, 5]. Wanneer asparaginezuur van aspartaam in de bloedbaan terecht is gekomen, wordt het op dezelfde manier als asparaginezuur uit eiwitten verwerkt.
We worden op drie verschillende manieren aan methanol blootgesteld; via natuurlijke voedingsmiddelen (10%), via de eigen productie in het lichaam (80%) en via aspartaam (10%) [4]:
Van nature zit methanol onder andere in groente, fruit, gebrande koffiebonen, honing en alcoholische dranken. Analysecijfers laten zien dat in fruit- en groentesappen zo’n 12-640 mg methanol per liter zit [7]. In een glas (200 ml) tomatensap zit ongeveer vijf keer zo veel methanol dan in een glas light frisdrank dat gezoet is met aspartaam (50 versus <5 mg). Geschat wordt dat volwassenen gemiddeld zo’n 0,2-1,6 mg methanol per kg lichaamsgewicht per dag binnenkrijgen uit natuurlijke voedingsmiddelen. Dit is minder dan 10% van de totale hoeveelheid methanol die we dagelijks binnenkrijgen.
Het lichaam vormt zelf ook methanol, met name uit de afbraak van de voedingsvezel pectine. Geschat wordt dat dit bij volwassenen zo’n 2-9 mg/kg lichaamsgewicht per dag is. In grote lijn is meer dan 80% van de methanol die we binnenkrijgen afkomstig van de eigen productie.
Ongeveer 10% van aspartaam bestaat uit methanol. Geschat wordt dat de gemiddelde gebruiker van aspartaam (bijvoorbeeld door light frisdranken) zo’n 0,05 tot 1,6 mg methanol per kg lichaamsgewicht per dag binnenkrijgt. Grootgebruikers zitten naar schatting op zo’n 0,2 tot 3,7 mg methanol per kg lichaamsgewicht per dag. In grote lijn is minder dan 10% van de methanol die we binnenkrijgen afkomstig van aspartaam.
Wanneer methanol in de bloedbaan terecht is gekomen, wordt het snel omgezet in formaldehyde en daarna in methaanzuur (mierenzuur). Methaanzuur wordt vervolgens met de urine uitgescheiden of omgezet in CO2 en uitgeademd. Methanol kan in grote hoeveelheden giftig zijn omdat er dan een ophoping van methaanzuur plaatsvindt. Na inname van producten met aspartaam wordt dit echter niet gezien. Zelfs na grote hoeveelheden aspartaam is er geen stijging van de methanol- en methaanzuurspiegel in het bloed [4].
De veiligheid van aspartaam wordt al lang en uitgebreid onderzocht en geëvalueerd door diverse onafhankelijke wetenschappelijke instanties. In Amerika gebeurt dat door de Joint Expert Committee on Food Additives’ (JECFA) van de World Health Organization (WHO). In Europa gebeurde dat van 1985 tot en met 2003 door het Scientific Committee on Food (SCF) en daarna door de European Food Safety Authority (EFSA). In Amerika is aspartaam sinds 1981 volledig goedgekeurd en in Europa sinds 1994. Op dit moment is aspartaam in meer dan 100 landen goedgekeurd.
In 2013 heeft de EFSA voor het laatst uitgebreid naar de veiligheid van aspartaam, de afzonderlijke componenten en de afbraakproducten gekeken [4]. Op basis van alle beschikbare informatie kwam de EFSA tot de conclusie dat aspartaam tot de eerder opgestelde ADI van 40 mg/kg lichaamsgewicht/dag geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt.
Het totaal aan wetenschappelijk bewijs laat herhaaldelijk zien dat er geen of onvoldoende bewijs is dat aspartaam bij knaagdieren kanker veroorzaakt [8-10]. In het verleden zijn er echter een aantal knaagdierstudies verschenen die iets anders leken aan te tonen. Deze studies zijn uitgebreid in de media verschenen en hebben voor verwarring gezorgd. En dat doen ze nog steeds. Vandaar dat we op deze pagina wat dieper op deze onderzoeken ingaan.
De Europese Commissie heeft de EFSA verschillende keren opdracht gegeven om kritisch naar deze studies te kijken. De EFSA stelden vast dat deze onderzoeken wel wat beperkingen hadden. De Europese waakhond vond daarom dat er onvoldoende bewijs was dat de tumoren door aspartaam werden veroorzaakt. Ze zagen daarom geen aanleiding om de maximale Aanvaardbare Dagelijkse Inname (ADI) van aspartaam aan te passen of een ander oordeel over de veiligheid van aspartaam aan te nemen.
Overzicht van de studies en de evaluatie van EFSA:
2006 – Evaluatie van de eerste langetermijnstudie met ratten
Het Italiaanse Ramazzini Instituut heeft in 2006 een langetermijnstudie met ratten gepubliceerd [11]. De ratten kregen vanaf acht weken tot natuurlijk overlijden verschillende hoeveelheden aspartaam in hun voer (4, 20, 100, 500, 2.500 en 5.000 mg/kg lichaamsgewicht/dag). Daarnaast was er een controlegroep met ratten die geen aspartaam in hun voer kreeg.
Resultaat van het onderzoek: aspartaam zou het risico op verschillende soorten tumoren verhogen. De EFSA heeft daar uitgebreid naar gekeken en concludeerde op basis van al het bewijsmateriaal dat toen beschikbaar was, dat aspartaam het risico op kanker niet verhoogt [12].
In de studie waren te veel zwakke punten om de eerder vastgestelde ADI voor aspartaam te herzien of een ander oordeel over de veiligheid van aspartaam te hebben, waaronder:
Deze conclusie van de EFSA werd bevestigd door een evaluatie van het Engelse ‘Committee on Carcinogenicity of Chemicals in Food Consumer Products and the Environment’ (COC) in 2006 [15] en het ‘International Agency for Research on Cancer’ (IARC) in 2023 [16].
2009 – Evaluatie van de tweede langetermijnstudie met ratten
Het Italiaanse Ramazzini Instituut heeft in 2009 een tweede langetermijnstudie met ratten gepubliceerd [17]. Deze keer werd de ratten al voor de geboorte (prenataal) aspartaam gegeven (20 of 100 mg/kg lichaamsgewicht/dag). Dit begon bij de foetusleeftijd van 12 dagen en werd voortgezet tot de leeftijd van maximaal 147 weken. Ook uit deze resultaten zou blijken dat aspartaam het risico op verschillende soorten tumoren verhoogde. De EFSA heeft ook daar uitgebreid naar gekeken en concludeerde dat op basis van al het beschikbare bewijsmateriaal dat geen aanwijzingen zijn dat aspartaam het DNA beschadigt of het risico op kanker verhoogt [18]. Er waren te veel zwakke punten om de eerder vastgestelde ADI voor aspartaam te herzien of een andere oordeel over de veiligheid van aspartaam te hebben, waaronder:
Deze conclusie werd bevestigd door het IARC in 2023 [16].
2010 – Evaluatie van een langentermijnstudie met muizen
Het Italiaanse Ramazzini Instituut heeft in 2010 een langetermijnstudie met muizen gepubliceerd [19]. De muizen kregen al voor de geboorte (prenataal) verschillende hoeveelheden aspartaam (250, 1.000, 2.000 en 4.000 mg/kg lichaamsgewicht/dag). Dit begon bij de foetusleeftijd van 12 dagen en werd voortgezet tot de natuurlijke dood (of na 130 weken). Uit deze resultaten zou blijken dat aspartaam het risico op tumoren in de lever en longen verhoogde. De EFSA heeft daar uitgebreid naar gekeken en concludeerde dat de studie te veel zwakke punten heeft om de ADI te herzien of een ander oordeel over de veiligheid van aspartaam te hebben, waaronder [20]:
Deze conclusie wordt bevestigd door het IARC in 2023 [16].
PKU (fenylketonurie) is een zeldzame erfelijke stofwisselingziekte. Mensen met PKU kunnen het aminozuur fenylalanine niet goed afbreken. Er zijn twee vormen van:
Het gevolg van beide vormen is hetzelfde: fenylalanine hoopt zich op in het bloed, terwijl de concentratie tyrosine daalt. Dit kan leiden tot hersenbeschadiging en een mentale ontwikkelingsachterstand. Hoge concentraties fenylalanine zijn namelijk giftig voor de hersenen. Daarnaast heeft een lage concentratie tyrosine nadelige gevolgen voor de aanmaak van neurotransmitters die onder andere nodig zijn voor een goede werking van de hersenen.
In Nederland worden elk jaar ongeveer 8-15 kinderen met PKU geboren. Met de hielprik die baby’s na de geboorte krijgen wordt daarop getest. De behandeling bestaat uit streng fenylalaninebeperkte voeding (eiwitbeperkt). Aspartaam bevat ook fenylalanine waardoor op producten met aspartaam de waarschuwing moet staan “bevat een bron van fenylalanine” [21]. Het is echter niet zo dat na het drinken van een blikje light frisdrank dat gezoet is met aspartaam de fenylalanine-concentratie tot gevaarlijke hoogte stijgt bij mensen met PKU [4, 22].
Wanneer producten met aspartaam (met name dranken) lang of bij een te hoge temperatuur worden bewaard, ontstaat het afbraakproduct ‘diketopiperazine’ (DKP). DKP’s zijn de meest voorkomende peptide-achtige stoffen die in de natuur voorkomen en in veel eiwitbevattende voedingsmiddelen zitten [23]. De concentratie DKP in frisdrank is na twee maanden vier keer hoger bij een bewaartemperatuur van 25-27°C dan bij een bewaartemperatuur van 4-5°C [4]. Het advies is daarom om frisdrank met aspartaam bij voorkeur in de koelkast te bewaren. De ADI van DKP is 7,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag. Er is echter geen reden tot zorgen. Berekeningen laten zien dat zelfs grootgebruikers de opgestelde ADI voor DKP niet overschrijden (0,2 – 5,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag) [4].
De ADI van aspartaam is vastgesteld op 40 mg/kg lichaamsgewicht per dag [4]. Dat betekent dat iemand van 80 kg iedere dag tot 3.200 mg aspartaam veilig kan binnenkrijgen. In een glas light frisdrank van 200 ml mag maximaal 120 mg aspartaam zitten [24]. In de praktijk zit er echter vaak 0-55 mg in [14]. Iemand van 80 kg kan dus iedere dag (bij de hoogste toegestane hoeveelheid aspartaam) ruim 5 liter light frisdrank drinken voordat de ADI van aspartaam wordt overschreden (aangenomen dat degene geen andere producten met aspartaam gebruikt). Dat zijn zestien blikjes van 330 ml. De ADI is niet gericht op mensen met PKU. Zij krijgen het advies om helemaal geen producten met aspartaam te eten/drinken.
Volgens internationale consumptiepeilingen krijgen volwassen gebruikers van producten met aspartaam gemiddeld zo’n 0,8 - 8,6 mg aspartaam per kg lichaamsgewicht per dag binnen [4]. Adolescenten (10-17 jaar) zitten op 0,8 – 4,0 mg/kg lichaamsgewicht/dag. De volwassen grootgebruikers zitten op 2,5 – 27,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag, wat ook nog ruim onder de ADI is.
Het ‘International Agency for Research on Cancer’ (IARC) is een onderdeel van de WHO en heeft de taak om van stoffen te beoordelen of ze kanker kunnen veroorzaken. Er zijn vier groepen waarin ze een stof vervolgens kunnen indelen:
Het IARC heeft aspartaam in 2023 in de een na laagste categorie ‘mogelijk kankerverwekkend voor mensen’ (Groep 2B) ingedeeld [25]. Er werd namelijk maar beperkt bewijs gevonden dat aspartaam kankerverwekkend is bij mensen (met name leverkanker) en proefdieren. Er is door het gebrekkige bewijs echter discussie of aspartaam wel in deze categorie thuishoort [26, 27]. De Amerikaanse ‘Food and Drug Administration’ (FDA) is het daar in ieder geval niet mee eens en heeft zich daarover uitgesproken [28]:
“The FDA disagrees with IARC’s conclusion that these studies support classifying aspartame as a possible carcinogen to humans.”
Andere stoffen in groep 2B zijn ingemaakte (traditioneel Aziatische) groenten zoals augurken uit een pot, extracten van aloë vera en ginkgo biloba en elektromagnetische velden van radiofrequenties (mobiele telefoons). In groep 2A zit bijvoorbeeld rood vlees en in groep 1 zijn alcoholische dranken en bewerkt vlees te vinden.
De IARC heeft bij de indeling van aspartaam in groep 2B geen rekening gehouden met de hoogte van het gebruik. Er is alleen gekeken of aspartaam de potentie heeft om het risico op kanker verhogen. Voor de praktijk is echter de hoogte van het gebruik belangrijker omdat daarmee het risico beoordeeld kan worden. Het ‘Joint Expert Committee on Food Additives’ (JECFA), tevens een instantie verbonden aan de WHO, heeft daar in 2023 naar gekeken. Ze concludeerden dat er geen overtuigend bewijs is dat aspartaam het risico op gezondheidsproblemen verhoogt (waaronder kanker) [16]. Ze zagen dan ook geen aanleiding om de ADI te herzien. De EFSA heeft eerder dezelfde conclusie getrokken [4].
Wat is het verschil tussen de conclusie van het IARC en het JECFA?
Het IARC heeft gekeken naar de mogelijkheid van aspartaam om kanker te veroorzaken (potentie). Het JECFA daarentegen heeft gekeken hoe waarschijnlijk het is om kanker te krijgen bij een maximale inname tot de opgestelde ADI (risico). Iets kan namelijk wel de potentie hebben om gevaarlijk te zijn, maar hoeft dat in de praktijk niet zo te zijn. Dat ligt aan de manier hoe je het gebruikt of hoe je ergens mee om gaat (zie tabel 1). Wat betreft aspartaam ligt het er aan hoeveel je via je voeding binnenkrijgt. Voor het gebruik van aspartaam als zoetstof is alleen de conclusie van het JECFA relevant, omdat die over het risico gaat.
Voorbeelden potentie vs risico
Potentie | Risico |
Veel water drinken in korte tijd is potentieel gevaarlijk | Het drinken van een normale hoeveelheid water verspreid over een dag heeft een zeer laag risico |
Dagelijks heel veel producten met aspartaam gebruiken is potentieel gevaarlijk | Normaal gebruik van producten met aspartaam heeft een zeer laag risico |
Een vraag die we vaak krijgen, is of aspartaam de bloedsuiker- of insulinespiegel beïinvloedt. Daar is uiteraard onderzoek naar gedaan.
In de voedingswetenschap staat een meta-analyse hoog in de piramide van bewijskracht. In een dergelijke analyse worden alle relevante studies over hetzelfde onderwerp bij elkaar gevoegd tot één resultaat. Wanneer deze relevante studies uit gerandomiseerde, gecontroleerde studies (RCT) bestaan, levert dat het best beschikbare bewijs. Een dergelijke meta-analyse is gedaan bij het effect van aspartaam op de bloedsuiker- en insulinespiegel. Resultaat: er werd bij volwassenen geen effect gevonden [29].
De ‘Nederlandse Diabetes Federatie’ (NDF) geeft in de ‘NDF Voedingsrichtlijn Diabetes’ aan mensen met diabetes en aan mensen die het risico op diabetes willen verkleinen, de aanbeveling om liever light-/zero dranken te gebruiken in plaats van met suiker gezoete frisdranken. De light-/zero frisdranken zorgen ervoor dat je minder calorieën binnenkrijgt.
“Dranken die gezoet zijn met intensieve zoetstoffen hebben de voorkeur boven suikerhoudende dranken omdat intensieve zoetstoffen de energie-inname beperken als ze in de plaats van suikers of extensieve zoetstoffen worden gebruikt” [30]
In een meta-analyse met drie gerandomiseerde, gecontroleerde studies is bij volwassenen net geen significant effect van aspartaam op het lichaamsgewicht gevonden [29]. Dit komt door één kleine studie die slechts zes weken en waar maar negen deelnemers met diabetes type 2 aan meededen. Gemiddeld verloren die geen gewicht, maar dit droeg wel voor 33% bij aan het resultaat in de meta-analyse. De twee andere studies duurden 6 en 44 maanden en daar deden respectievelijk 47 en 82 deelnemers aan mee. In deze studies werd wel gevonden dat aspartaam tot een significant gewichtsverlies leidde [31, 32].
In een eerdere meta-analyse is gekeken naar het vervangen van suiker door aspartaam of door aspartaam in combinatie met andere zoetstoffen [33]. De studies onderling varieerden sterk in uitvoering (met of zonder caloriebeperking, soort voedingsmiddel, soorten zoetstoffen, studieduur, aantal deelnemers), maar op basis van vijftien RCT’s werd een verminderde calorie-inname van 222 kcal/dag gevonden en op basis van negen RCT’s een gewichtsverlies van 2,3 kg na gemiddeld 12 weken.
In een meta-analyse met een beperkt aantal gerandomiseerde, gecontroleerde studies wordt bij volwassenen geen effect gevonden van aspartaam op het totaal cholesterol en de triglyceriden [29].
Aspartaam mag onder andere worden gebruikt in frisdranken, jams, zuivelproducten, caloriearme afslankproducten, tafelzoetstoffen en kauwgom, maar het kan ook in medicijnen zitten om de smaak te verbeteren.
Aspartaam lost moeilijk op in vloeistoffen, maar door de grote zoetkracht is er maar heel weinig van nodig en is de beperkte oplosbaarheid in de praktijk geen probleem. Aspartaam kan worden gebruikt in de meeste producten waar ook suiker voor kan worden gebruikt. Aspartaam versterkt de smaak van fruit en fruitaroma’s. Je kunt met aspartaam bakken of koken tot ongeveer 180 graden, bij hogere temperaturen verliest aspartaam aan zoetkracht.