Nee.
De hersenen geven geen signaal af om insuline te produceren als je zoetstof binnenkrijgt.
In de hypothalamus (in de hersenen) beïnvloeden verschillende gebieden de aanmaak en opname van glucose. Ze staan in verbinding met de alvleesklier, en beïnvloeden daarmee de afgifte van insuline. Het lichaam maakt geen insuline aan als je een laagcalorische zoetstof gebruikt. Na de consumptie van een polyol (extensieve zoetstof) komt er wel wat insuline in het bloed, maar minder dan na de consumptie van suiker.
Dit concluderen verschillende toonaangevende instanties, zoals de European Food and Safety Authority (EFSA), de Gezondheidsraad en de Nederlandse Diabetes Federatie (NDF), die hier kritisch naar hebben gekeken. Ze bestudeerden de effecten van laagcalorische zoetstoffen en polyolen op
• het bloedglucosegehalte
• de insuline respons
Ze komen tot de conclusie dat de intensieve zoetstoffen geen effect hebben. De polyolen, die een kleine hoeveelheid energie bevatten, hebben een gering effect.
De European Food and Safety Authority (EFSA), de Gezondheidsraad en de Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) hebben literatuuronderzoek gedaan naar de genoemde effecten. In hun oordeel hebben zij alleen studies meegenomen die van goede kwaliteit zijn, uitgevoerd zijn bij mensen (en dus niet bij dieren of in reageerbuis) en waarvan de resultaten in andere studies bevestigd zijn.(1,2,3,4,)
In 2018 is onderzoek gedaan naar het effect van verschillende suikers en sucralose op de activiteit van de hypothalamus. Uit dat onderzoek bleek dat glucose direct de hypothalamus remde, sucrose en fructose hadden een iets vertraagde reactie. Bij al deze suikers was er invloed op de hypothalamus, en steeg de insulinespiegel. De zoetstof sucralose gaf een kort, snel voorbijgaand effect op de hypothalamus: de insulinespiegel daalde. Toen gekeken werd naar het effect van verzadiging gaf sucralose een vergelijkbare reactie in de hersenen als dat het drinken van water geeft. Dit is onderzocht met een MRI-scan. De suikers (glucose, sucrose en fructose) gaven wel een verzadigingsreactie. Sucralose doet dus niet iets met het insulineniveau, maar mogelijk wel met de verzadigingsreactie. (5)
In een overzichtsartikel uit 2021 zijn verschillende zoetstoffen beschreven, en hun effect op verzadiging. De laagcalorische zoetstoffen lijken het beloningssysteem niet zo te activeren als suiker dat doet. Deze zoetstoffen worden via andere routes opgenomen en hebben daardoor ook een andere signaalroute. Zo wordt aspartaam opgenomen voor het bij de zoetreceptoren in de darm aankomt, en worden sucralose, acesulfaam-K, steviolglycosiden (stevia) en sacharine direct opgenomen zonder dat daar een receptor bij nodig is. Hierdoor omzeilen deze zoetstoffen dus de ‘suiker’-signaalroute en hebben ze daardoor niet hetzelfde effect op verzadiging als suikers. Het effect van zoetstoffen op verzadiging is nog niet onderzocht met volledige maaltijden of een voeding waarbij alle suiker is vervangen door zoetstoffen. Hoe het effect van zoetstoffen en verzadiging in die context is daardoor nog niet te zeggen. (6)
1. EFSA Panel on Dietetic Products, Nutrition, and Allergies (NDA); Scientific Opinion on the substantiation of health claims related to intense sweeteners and contribution to the maintenance or achievement of a normal body weight (ID 1136, 1444, 4299), reduction of post-prandial glycaemic responses (ID 4298), maintenance of normal blood glucose concentrations (ID 1221, 4298), and maintenance of tooth mineralisation by decreasing tooth demineralization (ID 1134, 1167, 1283) pursuant to Article 13(1) of Regulation (EC) No 1924/2006. EFSA Journal 2011;9(6):2229. [26 pp.]. doi:10.2903/j.efsa.2011.2229. Available online: www.efsa.europa.eu/efsajournal pagina 2 en 11
2. EFSA Panel on Dietetic Products, Nutrition and Allergies (NDA); Scientific Opinion on the substantiation of health claims related to the sugar replacers xylitol, sorbitol, mannitol, maltitol, lactitol, isomalt, erythritol, D-tagatose, isomaltulose, sucralose and polydextrose and maintenance of tooth mineralisation by decreasing tooth demineralisation (ID 463, 464, 563, 618, 647, 1182, 1591, 2907, 2921, 4300), and reduction of post-prandial glycaemic responses (ID 617, 619, 669, 1590, 1762, 2903, 2908, 2920) pursuant to Article 13(1) of Regulation (EC) No 1924/2006. EFSA Journal 2011;9(4):2076. [25 pp.]. doi:10.2903/j.efsa.2011.2076. Available online: www.efsa.europa.eu/efsajournal pagina 8
4. NDF Voedingsrichtlijn Diabetes 2020. Nederlandse Diabetes Federatie, Amersfoort
Heeft u zelf een vraag over zoetstoffen? Stel ‘m hier en u ontvangt zo spoedig mogelijk een antwoord van een van onze specialisten.